Op een mooie dag in januari mocht ik mijn voor mijn eerste rit iemand ophalen van Geersdijk naar Vlissingen. Rijdend over de Veerse Gatdam was het genieten van de zon die opkwam boven het Veerse Meer, dit zijn van die momenten om te koesteren.
Ik werd verwacht, want terwijl ik mijn rittenstaat bijgewerkte, kwamen vader en dochter al naar buiten gelopen. Vader deed de portier van de achterbank open en hielp dochter in de auto, dus kon ik er onbevangen bij staan en heb me voorgesteld en handen geschud.
De reis begon met: ‘Petra, Petra, Petra, Petra, Petra, Petra,’ in een ritmische deun. Dit bleef ze maar herhalen. Ook al het andere wat ik zei kon ze perfect nazeggen. Ze heeft zo’n beetje dezelfde lage stem, wat toch wel een rare gewaarwording was. Uiterlijk was ze al een volwassen vrouw. Dit was wel zo’n beetje de conversatie tot halverwege de Veerse Gatdam.
Ineens werd ik bij mijn haar gegrepen en trok ze mijn hoofd naar achteren. Te verpaft om de pijn direct te voelen, sprak ik haar vermanend toe dat ze dat niet mocht doen, wat ze perfect nabootste. Niet veel later deed ze het weer en het deed echt pijn.
Ik speelde met het idee dat ik misschien de auto aan de kant moest zetten, want dit was niet echt veilig op deze manier. Maar ja, op een autoweg doe je dat niet zo makkelijk en wat dan… Wel hield ik haar vanaf dat moment door de achteruitkijkspiegel in de gaten. Zo kon ik steeds haar arm van me afslaan, ieder keer als die mijn kant op kwam. Toch is het haar gelukt om haar tas naar mijn hoofd te gooien en mijn sjaaltje van mijn nek te rukken terwijl er toch een dubbele knoop op zat. Ondertussen reed ik met 120 km op de snelweg.
Gelukkig was het niet zo druk op de weg, maar ik kan me niet geheel aan de indruk onttrekken dat andere auto’s bewust afstand hielden.
Als laatste zag zij kans om mijn zonnebril nog van mijn hoofd te slaan. Gelukkig reden we niet meer tegen de zon in, we waren er bijna…
Wat was ik blij dat ik er was. Om haar gordel los te kunnen maken hield ik haar tas tussen haar en mij in , dat ging goed. En als ik maar gewoon van haar wegliep, kwam ze gewoon achter me aan gelopen, merkte ik. Zo konden we het hek door, het pleintje over en het gebouw binnen op zoek naar begeleiding.
Toen werd ik wakker, met een roffelende hartslag en badend in het zweet, sloeg ik de lakens van me af en bleef stilletjes liggen. ‘Gelukkig heb ik haar veilig afgeleverd,’ bedacht ik me. Wacht even, dit klopt niet! Dit was toch een droom? Of niet…